France 1998

Aardbei of abrikoos? Ik kies het tweede en heb meteen spijt, want er was nog maar één aardbei, en drie abrikoos. Ik trek de folie van het kuipje en smeer de jam uit over mijn croissant. Met het puntje van het plastic mes schraap ik de restjes uit de hoekjes. Precies genoeg. Na het ontbijt pak ik de Stratego-doos. Blauw begint, rood wint. Stil zitten, anders glijdt het speelbord van het wiebelige klaptafeltje. Papa wint, hij pakt het vaandel met een mineur. Ik had er toch sergeanten omheen moeten zetten.

*

Mama wijst naar papieren zakjes met vliegtuigen erop. Ik had nog zakgeld over, toch? Zo’n ding is echt leuk en kost maar een gulden, zegt ze. Romp en vleugels van een soort piepschuim, en een plastic neus voor de stroomlijning. We kopen een legergroene. Al lopend naar de tent zet ik het vliegtuig in elkaar. De eerste vlucht eindigt in een boom achter de vouwwagen. Als ik erheen hol komt mijn voet tegen de trekhaak. Het roestige ijzer landt precies tussen twee bandjes van mijn sandaal. Ik slik een lelijk woord in en druk mijn oogleden hard op elkaar. Papa kan niet bij het vliegtuig. Mama geeft me een gulden om een nieuwe te kopen.

*

In de kleine campingwinkel kan ik niet kiezen welk vliegtuigje ik nu zal nemen. Dezelfde als net? Links naast het schap staat het tijdschriftenrek. Zonder mijn hoofd te bewegen glijden mijn ogen naar de bladen op de bovenste plank. Waarom kijken die vrouwen altijd zo boos? Een man loopt naar binnen en gaat naast me staan. Hij is dik en heeft een zonnebril met oranje glazen. De man pakt een blad van de bovenste plank, en begint erin te bladeren. Ik pak gauw een grijze straaljager en reken af met mijn moeders gulden.

*

Bij de tent staat een lange jongen met papa te praten. In zijn handen houdt hij iets legergroens. Hij heeft ‘m met die lange armen van hem uit de boom gehaald, zegt papa. Ik pak het geredde vliegtuigje aan. Nu heb ik er twee.

*

Ik tel de jongens op het trapveldje in het midden van de camping. Negen, tien, elf: ongelijke partijen. Ze zijn niet veel ouder dan ik, maar voor mij lijken ze een heel leven verder. Na een zondagsschot rolt de bal richting mij, zittend bij de struiken naast het veld. ‘France 1998’ staat er op. De lange jongen van vanmiddag komt de bal halen. Hij vraagt of ik mee wil doen, dan zijn de teams gelijk. Is goed, hoor ik mezelf zeggen. ‘Jongens hij doet effe mee, hij hoort bij ons ja.’

Minutenlang hol ik zonder de bal te ontvangen het veld over. Dan pakt de lange jongen de bal af op het middenveld. Hij kijkt naar mij, staand bij de twee in elkaar gepropte truien die het vijandelijke doel markeren, en geeft voor. Ik zie de bal op me af rollen en schop. Te laat. Ik schamp de bal, die langzaam langs de verkeerde kant van de rechtertrui hobbelt. Gelach, gezucht. De lange jongen sjokt terug. Een tegenstander stoot hem lachend aan, zegt iets dat ik niet versta. Ik kijk omlaag en denk aan de Strategodoos en mijn vader. Er kriebelt iets in mijn nek, een zweetdruppel of een mug.

*

’s Avonds eten we witte puntjes met knakworst en veel ketchup. Een klodder glijdt uit mijn broodje en valt in het gras. Na het eten begint het te regenen. Eerst met kleine spatjes, dan met dikke, lauwe zomerdruppels. Ze spoelen de klodder ketchup weg. Mama en ik gaan de tent in, papa klapt buiten vlug de stoelen en de tafel in. Mama haalt bibliotheekboeken uit een tas, ik pak een legodoos en gooi hem leeg op mijn luchtbed.

*

Ik trek mijn pyjama aan en wurm ik mezelf in mijn slaapzak. Buiten klinkt onweer, lichtflitsen onthullen de versleten plekken in het lichtbruine tentdoek. De dingen van de dag trekken voorbij in mijn hoofd. De vrouwen in de campingwinkel, de dikke man die zij verleidden. De jongens op het trapveldje, hij doet mee, hij hoort bij ons. In mijn fantasie herhaal ik mijn doelpoging net zolang totdat ik de France 1998-bal hard tussen de truien doorschuif. Ik leg mijn kussen recht, een legoblokje glijdt uit de sloop. Mijn oogleden zakken langzaam naar beneden. Morgen neem ik aardbeienjam en zet ik sergeanten om het vaandel.

2 thoughts on “France 1998”

  1. Wat heerlijk om te lezen. Ik voelde mij weer even kind met alles wat daarbij hoort. Moeilijke en gemakkelijke zaken. Ik kijk naar vroeger altijd met een glimlach en vergeet juist de dingen die niet zo lekker liepen.

  2. Mooi!
    Ook weer in dit verhaal komt het talent naar voren om zo te schrijven dat verstand en gevoel geprikkeld worden om mee te denken en mee te voelen. Van begin tot eind ‘ga je in het verhaal mee’.

Laat een reactie achter bij Aad van den Bos Reactie annuleren

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.